De dip is een oefening waarmee je de triceps traint, die ongeveer zestig procent van de spiermassa in je arm vormen. Je triceps gebruik je vooral voor het strekken van je elleboog. Tijdens het uitvoeren van dips zet je daarnaast ook de spieren in je schouders, borst en buik aan het werk.
Apparaat, bankje of stoel
Dips kun je doen op een apparaat in de sportschool, maar ook op een fitnessbankje of met behulp van een stoel als je graag thuis traint. Kies je voor een van die laatste twee opties, zet je handen dan achter je neer op het bankje of de stoel, met je handpalmen van je af wijzend. Span je buik- en je bilspieren aan.
Zakken
Vervolgens druk je jezelf omhoog om de beginpositie van de oefening aan te nemen. Nu laat je je lichaam rustig zakken, waarbij je hoofd recht blijft zodat je naar voren kunt kijken. Zak zo ver dat je ellebogen ongeveer op dezelfde hoogte zijn als je schouders. Daarna druk je jezelf weer omhoog, zonder je ellebogen op slot te zetten.
Schouderbladen naar elkaar toe
Tijdens de uitvoering van de dip adem je in als je je lichaam laat zakken en adem je uit als je jezelf weer omhoog drukt. Let erop dat je je schouderbladen naar elkaar toe beweegt voordat je de beweging naar beneden maakt. Daardoor gaat de uitvoering je makkelijker af.
Niet te diep
Onthoud goed dat dieper naar beneden gaan niet automatisch beter is. Als je bij de dip te diep gaat, breng je veel spanning op de pezen in je schouders, wat kan leiden tot overbelasting en vervelende blessures.
Kaarsrecht
Je traint de triceps het beste door je bovenlichaam kaarsrecht te houden. Buig je tijdens de oefening meer naar voren, dan train je eigenlijk meer je borstspier dan de spieren in je bovenarmen. Doe in het begin niet te veel herhalingen, maar bouw het aantal rustig op. Gaat de oefening je (te) gemakkelijk af? Voer de dips dan langzamer uit om ze zwaarder te maken.
Bronnen: Fitsociety.nl en Fit.nl
Foto: Shutterstock
